26/10/2012 – De Standaard
Twee jaar geleden waren de kleine buurtbioscopen en arthousecinema’s in ons land op sterven na dood. Films komen niet meer uit op pellicule en wie niet investeerde in nieuwe, dure projectoren, moest sluiten. Noodhulp van de Vlaamse regering deed hen overleven. Voorlopig, althans.
Van onze redacteurs Barbara Dzikanowice en Kristof Hoefkens
Bron: De Standaard
Brussel – Wie in Ninove een filmpje wil meepikken en even niet oplet, wandelt er zo voorbij. Cinema Central is geen Kinepolis- of UGC-complex met reusachtige inkomhal, tientallen gigantische zalen, metersbrede gangen en enorme snoeptogen. Het is een huis dat omgebouwd werd tot een bioscoop. Een overblijfsel uit een andere tijd, toen mensen nog te voet naar de bioscoop gingen.
‘Cinema zit in onze familie’, vertelt uitbater Paul Raes (68). ‘In 1934 begonnen mijn grootouders Cinema Casino in het nabijgelegen Denderhoutem. Na het overlijden van mijn grootvader hebben mijn ouders die zaal overgenomen en in 1960 hebben ze dit gebouw gekocht. Mijn zus, mijn broer en ik hebben de zaak verdergezet. Als hobby. We hadden naast onze cinema allemaal een vaste baan bij de staat.’
Even zag het ernaar uit dat Cinema Central 2013 niet zou halen. De moderne tijd had de gezellige buurtbioscoop ingehaald. ‘Wij draaiden al een halve eeuw op pellicule, nu hebben we een van de twee zalen gedigitaliseerd.’ Raes laat zijn nieuwe projector zien. Het gevaarte past totaal niet bij het interieur van de knusse cinema en stoot via een ventilator een hels lawaai uit. Je kan het van ver horen blazen. Raes aait over de machine en staart verward naar de handleiding die zijn nichtje voor hem maakte in Word.
Van een leien dakje liep de digitalisering van Cinema Central niet. Raes was zelfs even van plan de boeken dicht te doen, want één digitale projector kost algauw 75.000 euro. Dat is een pak geld voor een kleine bioscoop zoals Cinema Central. Pas toen minister van Cultuur Joke Schauvliege (CD&V) met 12.500 euro subsidies op de proppen kwam, durfde Raes de investering aan. Een opluchting, lacht Raes vandaag. De liefde voor film is nog altijd groot.
Door de strot
Voor wie al een tijdje niet meer naar de bioscoop geweest is: de tijd van de grote filmspoelen is voorbij. Tegenwoordig worden alle films digitaal in een database geladen en vanaf een computer op het scherm geprojecteerd.
De overgang naar digitale cinema kwam de laatste jaren in een stroomversnelling toen zeven Hollywood-giganten beslisten om enkel nog digitaal te werken. De reden was simpel: geld. Een digitale film kost een peulenschil in vergelijking met een dure filmspoel.
Vroeger kostte een film de studio’s en distributeurs 1.000 tot 1.500 euro per exemplaar, nu nog amper 100 tot 150 euro, want er zijn geen print- en transportkosten meer. ‘Logisch dus dat ze de 35 millimeter-spoelen niet snel genoeg overboord konden gooien’, zegt Eric Degrootte van Cinéstar Waregem, de eerste onafhankelijke bioscoop die digitale projectoren in huis haalde.
De ommezwaai naar digitaal werd stevig gevoeld bij de kleine cinema’s. Raes: ‘Op een gegeven moment kon ik gewoon niet meer aan films geraken voor mijn 35 millimeter-projector. Alles was digitaal. Het was dus simpel: digitaliseren of sluiten. We hebben het kunnen uitzingen tot eind maart, maar dan was het op. De digitalisering is ons door de strot geduwd door Hollywood.’
Voor de studio’s en distributeurs had de digitalisering alleen maar voordelen, maar de bioscoopuitbaters moesten een stevige investering doen om hun zalen te vernieuwen. In de Verenigde Staten kwam het tot verhitte discussies met de grote bioscoopgroepen, die weigerden om alleen op te draaien voor de kosten.
Ook bij ons werkten de grote spelers deals uit waardoor de kosten eerlijk verdeeld werden: het zogenaamde Virtual Print Fee-systeem. Eenvoudig gesteld is dat een solidariteitsmodel waarbij de distributeur zich ertoe verbindt een gedeelte van de kostenvoordelen die het digitale werken hem oplevert, te laten terugvloeien naar de vertoner. Helaas stonden de kleinere Vlaamse bioscopen veel zwakker in de onderhandelingen dan de machtige Kinepolissen van deze wereld.
Enter het ministerie van Cultuur. Niet alleen maakte Joke Schauvliege een subsidie van 500.000 euro vrij om de kleine cinema’s uit de nood te helpen, er werd ook één front gevormd. De kleine cinema’s verenigden zich en konden zo een voordelig tarief afdwingen. ‘Als alles goed gaat, zullen de distributeurs uiteindelijk de helft van de investeringen betaald hebben’, aldus één tevreden bioscoopuitbater.
Nog twee gesneuvelden
Toch zijn er een aantal addertjes onder het gras. De distributeurs willen graag voorwaarden verbinden aan dat VPF-systeem. En dus wilde Paul Raes er liever niet instappen: ‘Ik wil geen afdankertjes krijgen van de distributeurs. Niemand wil films zien die al weken ergens anders te zien zijn. Door niet mee te stappen in het systeem, omzeilden we dat risico en moeten studio’s ons de film wel geven.’
Ook bij Cinema Rio in De Haan deden ze niet mee. In De Haan maakten ze bovendien geen kans op subsidies omdat ze ’te veel premières’ hebben.
Slechts twee kleine tot middelgrote cinema’s – op een totaal van 29 – sloten sinds 2010 de deuren: de Rialto in Oostende en de Nova in Nijlen. Sophie De Vinck, onderzoekster van de VUB, begeleidde de kleine bioscopen bij hun groepsaankoop. Zij zag de ondergang van de twee aankomen. ‘De Rialto heeft nooit gereageerd op ons aanbod om deel te nemen aan de aankoopgroep. Ze zijn een slachtoffer van de digitalisering, maar niet omdat het systeem niet openstond voor hen. Bij de Nova speelden andere factoren een rol. Overigens: er zijn ook een paar bioscoopjes bijgekomen, zoals de Walkino in Bree.’
Dreigt de zware investering in digitale projectoren niet als een molensteen om de hals van de bioscopen te blijven hangen? Bij Studio Skoop in Gent noemen ze het ‘een zware maar doenbare investering. We hebben 325.000 euro moeten investeren en kregen 75.000 euro subsidies. We houden het hoofd boven water.’
Twee jaar geleden werd de alarmbel geluid: de kleinere bioscopen zouden verdwijnen als ze niet snel zouden moderniseren. Nu, oktober 2012, hebben de meeste het overleefd. Toch is de toekomst onzeker.
De Kinepolis-machine
Een van de grootste zorgen van de kleinere zalen is dat evoluties elkaar te snel opvolgen: 3D, extra frames per seconde, en ga zo maar door. Blijven investeren is voor velen niet haalbaar. Walter Vander Cruysse van Studio Skoop heeft ook vragen bij het materiaal: ‘Ik maak me zorgen over de levensduur. Met de 35 millimeter-projectoren hebben we vijftig jaar gedaan, maar digitale projectoren zouden maar tien jaar meegaan. Als wij die apparatuur moeten vernieuwen, zal er geen geld meer zijn van de overheid. Wie moet het dan betalen?’
Bovendien vrezen alle kleinere uitbaters de grote multiplexen. ‘Dat is een machine waar wij niet tegenop kunnen’, aldus Eric Degrootte van de Cinéstar in Waregem. Ook Paul Raes van Cinema Central zucht als we het over de multiplexen hebben: ‘Wij kunnen niet concurreren met een gigant als Kinepolis.’
Raes betreurt bovendien dat de hedendaagse mediaconsument is opgevoed met het idee dat alles altijd meteen beschikbaar is. Volgens hem is digitale televisie dan ook een belangrijke oorzaak voor het wegblijven van de bezoekers. Films worden vaker op aanvraag besteld of ze worden gedownload via het internet. ‘Vroeger konden wij films zes maand of een jaar lang spelen, maar de loopbaan van een film is tegenwoordig drie tot vier weken.’ Onderzoekster Sophie De Vinck erkent: ‘Kleinere bioscopen moeten hard vechten voor hun plek.’
Dat blijkt ook in Cinema Central in Ninove. Het is woensdag, maar voor de namiddagvoorstelling van twee uur kwam geen kat opdagen. Ook de zaal van de volgende voorstelling blijft leeg.
En toch… De charme van een kleine bioscoop is iets aparts. Hier voel je de liefde voor film nog. Het zou zonde zijn mochten deze zaaltjes verdwijnen. ‘Ik hoop dat ik dit nog lang kan doen. Film is mijn passie. Als ik het voor het geld zou doen, was ik er al lang mee gestopt’, zegt Raes.